dinsdag 22 november 2016

Love Everything Still

Tweeëntwintig november is het vandaag en ik droom een beetje weg naar die eerste keer dat ik je mocht vasthouden, ik was vijf en je vader legde jou in mijn armen.
Ik weet niet meer goed hoe je eruit zag maar ik herinner mij wel het gevoel, hoe trots ik was dat ik jou wél mocht vasthouden en een tante van ons niet. Hoe zij grommelde en ik glunderde omdat je zo ook een beetje meer van mij was.
En ik droom van de keren dat we samen in de auto zaten en ik jouw grote nicht speelde maar jij mij zo vaak iets leerde door open naar de wereld te kijken en hoe je je hoofd boog om goed te kunnen luisteren naar wat ik zei. En ik vraag mij af of je door had dat ik niet alles wist en mij soms zo kwetsbaar voelde. Vast wel, ik zag het soms in je ogen.
Ik mis die gesprekken met jou en ik ben bang dat ik daar niet altijd genoeg tijd voor genomen heb, dat het leven zo snel ging en op een dag was je weg.

De rauwe pijn is weggesleten maar het missen gaat steeds dieper, ik mis je, ik mis je, ik mis je...
Ik zou je willen vertellen wat ik de afgelopen jaren geleerd heb en welke weg ik ingeslagen ben, dat ik een stukje jouw pad volg met de mensen die jij kende en hoe fijn dat voelt.

En ik voel mij boos worden omdat de foto's die ik zie steeds dezelfde zijn, dat er geen nieuwe meer zullen bijkomen en dat dat gewoon niet genoeg is! Ik heb zin om met borden te smijten en heel hard te roepen dat het niet eerlijk is, dat het niet had mogen gebeuren, dat jij zoveel mist en dat wij jou missen! Ik wil eisen dat je terugkomt en ben tot onderhandelen bereid, mijn hoofd gloeit en mijn keel knijpt dicht van woede. Ik roep niet, gooi niks en slik het allemaal weg want op wie moet ik boos zijn? Naar wie moet ik iets gooien? Wie moet ik van oneerlijkheid beschuldigen?
En als mijn boosheid zakt en ik weer een beetje vrijer kan ademen dan voel ik dat het voorbij is, dat ik je hier niet meer zal zien.

En dan droom ik, ik droom dat ik je zie en hoe blij ik ben en hoe groot het verlangen is. Je wandelt in een veld met hoog gras en de zon schijnt, je draait je om en lacht naar mij, zegt iets maar ik hoor je niet. Ik zie je door mijn tranen heen, zo duidelijk, nog steeds jezelf...
En zo simpel maak je het voor mij, daar ben je dan en ik laat je niet los, geef niet op met geloven dat ik je ooit weer zal ontmoeten en hoe trots ik zal zijn om je weer te omhelzen.

Gelukkige verjaardag, hippie neefje.

Manuela

vrijdag 11 november 2016

Tandenborstel

(Ook deze tekst werd in 2006 geschreven als opdracht bij de lessen Creatief Schrijven bij Daan Pleumeekers)

 Hij staat onder de douche, het water is warm. De tegels zijn koud. Hij omarmt zichzelf en staart naar de herinnering die zich achter het gordijn heeft afgespeeld. Was het een week geleden of twee? Hij weet het niet meer zo goed. Herinnert zich alleen dat hij onder de douche stond zoals nu, zij had op de houten wasmand gezeten en hem verteld dat ze zou vertrekken. Dat ze het niet meer zag zitten tussen hen. Dat het geen zin meer had. De tegels waren toen even koud als nu.
De druppels spatten uit elkaar op zijn armen. Hij rilt onder het warm water.
 “Ze heeft gelijk.” Denkt hij. “Het spijt me, het spijt me, het spijt me.” Mompelt hij tegen het douchegordijn. Gek genoeg weet hij niet echt wat hem zo spijt. Zijn woorden vermengen zich met het water en spoelen weg. Hoe vaak heeft hij zich verontschuldigt? Elke keer opnieuw totdat ze niets meer hielpen, niks meer raakten. Haar zeker niet. Niet meer. “Ik heb het geprobeerd.” Denkt hij. Dat weet ze, het is haar ook niet gelukt.
Het water koelt af, de tegels worden nog kouder. Hij wil niet achter het douchegordijn uitkomen. Niet in een appartement waar zij niet is.
“Ik hou van je.” Had hij gezegd. Hij had geweten dat hij deze woorden eerder had moeten zeggen.
“Ik weet het.” Had ze geknikt. “Het is niet genoeg.”
Toen had hij maar niks meer gezegd.
“Ik hou ook van jou. Maar het lukt niet. Ik…jij, ik…wij…ik…we zijn te verschillend.” Ze had een hulpeloos gebaar gemaakt en haar hoofd geschud. Gooide haar rugzak over haar rechterschouder.
Ze had gehuild, haar ogen waren rood en opgezet. Hij had haar willen troosten maar de vastberaden blik in haar ogen hield hem tegen. Niks was nog vanzelfsprekend.
“Ik zal je koffer dragen.”
“Hoeft niet, dank je.”
“Alsjeblieft.”
“Echt niet, ik kan het niet verdragen om je onder aan de trap te zien staan als ik weg rij.” Ze had een afwerend gebaar gemaakt met haar linkerhand. Haar koffer opgepakt, hem gekust en was vertrokken. Zomaar. Ineens.
Nu wenst hij dat hij haar koffer toch naar onder had gedragen. Dan had hij nu dat laatste beeld gehad van haar in de auto. Met haar hoofd tegen het raam ondersteunt door haar linkerhand en haar rechterhand op het stuur. Dat deed ze altijd als ze triest was.
Iets hard zit vast in zijn keel, hij probeert te slikken maar het lukt niet. Hij hoest een paar keer. Toch maar uit de douche. Hij droogt zich af, tussen zijn tenen, achter zijn oren en wrijft zijn huid totdat die gloeit. Hij slikt en hoest nog eens.
Als hij voor de lavabo staat vindt hij haar tandenborstel. Een blauwe. Hij neemt altijd de groene. Zonder twijfelen drukt hij wat tandpasta over de haartjes die alle richtingen uitstaan en poetst zijn tanden met haar tandenborstel.
Hij schrobt elke tand, hard. Daarna vult hij zijn mond met water, spuwt het uit en kijkt hoe het schuim en zijn speeksel door het afvoerputje loopt.
De telefoon rinkelt. Zou het? Snel slaat hij een handdoek om en loopt naar de telefoon. Het verlangen knijpt zijn maag dicht. Hij neemt de hoorn van de haak, zijn handen zweten.
“Hallo?”
“Met mij.”
Stilte, hij slikt nog eens, hard.
“Hallo? Ben je er nog?”
“Ja.” Een schor geluid komt uit zijn keel.
“En…hoe is het met je?” Haar stem klinkt verstikt.
“Goed.”
“Ben je kwaad op mij?”
Hij zwijgt, denkt aan haar tandenborstel in de badkamer. Vormt de zin in zijn hoofd.
“Ik kan niet geloven dat je kwaad bent op mij, je weet goed wat het mij gekost heeft om bij je weg te gaan. Je hebt nooit een woord gezegd.” Ze huilt nu.
“Ik ben helemaal niet kwaad op je!” Waarom zou hij zeggen dat haar tandenborstel in de badkamer ligt, ze heeft waarschijnlijk al een ander.
“Waarom zeg je niks?”
“Wat wil je dat ik zeg?” Hij voelt haar frustratie door de telefoon heen. Het spijt me, elke keer opnieuw. Het raakt niks meer.
Zij luistert niet, hoort alleen haar ervaring spreken. “Hier word ik zo moe van.”
“Wat bedoel je, ik ben niet kwaad!”
“Ik voel het toch! Zeg toch gewoon wat je denkt, ga je weer de martelaar uithangen?”
“Ik ben niet kwaad. Jij hebt hiervoor gekozen, ik niet.”
“Zie je wel dat je kwaad bent.” Ze slikt, hard.
Hij vraagt zich af of ze ook iets hard in haar keel voelt.
“Wat wil je dan?”
“Ik wil dat je eerlijk bent. Dat je eens één keer zegt wat je voelt. Dat wil ik.”
“Ik ben niet kwaad.”
Hij hoort hoe zij naar adem hapt en hij weet dat ze haar armen stijf tegen zich aandrukt. Haar ogen gesloten. Dan klinkt haar stem oud en moe.
“Ik ben mijn tandenborstel vergeten, denk ik.”
“Heb niks gezien.” Waarom heeft ze nog geen nieuwe gekocht? Zijn bloed begint sneller te stromen. “Er zijn er nog genoeg in de winkel, waarom wil je dat oud ding?” Hij hoopt dat het een beetje grappig klinkt. Zo bedoelt hij dat.
Een afwerend geluid. “Ach, ik heb al een nieuwe gekocht.”
“Waarom bel je dan?” Zijn hart klopt in zijn keel.
“Maakt het wat uit? Ik moet gaan.”
“Ik mis je.” Het blijft stil aan de andere kant van de lijn heeft ze hem wel gehoord. Heeft hij het wel gezegd? Hij hoort hoe ze uitademt.
“Ik ook.”
Nu, nu moet hij iets zeggen. Iets betekenisvol, iets belangrijks. Hij weet niet wat. Zijn handen drukken de hoorn harder tegen zijn oor.
“Je tandenborstel ligt in de badkamer.” Het ding in zijn keel wordt harder.
“Hou maar. Ik moet gaan werken. Dag.”
“Dag.”
Geen tot ziens of ik zie je nog. Hij weigert om neer te leggen, wil haar nog even dichtbij houden. Zoekt koortsig naar woorden, belangrijke woorden. Iets betekenisvol. Dan een klik. Ze heeft neergelegd.



Manuela Del Rio

Maart 2006

God is groot

(Dit verhaal heb ik in 2006 geschreven toen ik nog voor het OCMW in Bilzen met vluchtelingen werkte en les volgde bij Daan Pleumeekers in de academie van Hasselt)

Ze had het gezegd. Vlot, zonder aarzelen had ze hen het  slechte nieuws verteld.
De jongens zaten verslagen aan haar bureau. Twee broers uit Iran, hun moeder en jongste broer waren er niet bij vandaag . Ze zag de jongste van de twee verschillende keren slikken, hij veegde zijn hand langs zijn wang maar ze had de traan gezien.

Ze keek rond. Haar bureau was rommelig. Haar dossiers lagen in twee hoopjes voor haar. Met één hand schoof ze die aan de kant. Het dossier van de jongens lag op haar schoot, ze haalde het document dat ze gisteren had gekregen eruit.
“Wat moeten we nu doen?” vroeg de oudste. Hij was even oud als zij, gelukkig niet meer zo verlegen als twee jaar geleden.
“Ik weet het niet, er is niks meer dat ik voor jullie kan doen.” Ze wreef met haar handen over haar gezicht. Ze was moe, ze was het allemaal moe vandaag. Ze had nog hard gevochten om wat geld los te krijgen maar het Comité had niet willen luisteren.
Er viel een stilte, ze keek de jongens aan. De oudste was in het begin verlegen geweest. Daarna had hij haar altijd met respect behandeld. Allemaal eigenlijk. Zij had alles gedaan wat in haar macht lag om hen te helpen.
De jongste zat stil voor zich uit te staren, ze wist niet zeker of hij luisterde naar wat ze zei. Hij had een moedervlek net onder zijn linkeroog. Ze had altijd gevonden dat de vlek op Frankrijk leek. Hij was de vlotste van de drie broers, een aantrekkelijke jongen. Hij was zeventien toen ze hem voor het eerst ontmoette. Zijn moeder was toen bij hem.
“Ik ga niet meer naar school,” had hij vol zelfvertrouwen verklaard.
“Oh ja? Ben je afgestudeerd misschien? Je bent te slim zeker,” had ze gezegd.
Zij moeder moest lachen.
Enzo had  ze de strijd gewonnen. Weken later had ze hem brutaal gevraagd of hij een lief had. Hij antwoordde dat hij er drie had. Verontwaardigd had ze geroepen dat hij eerlijk moest zijn maar hij moest alleen maar lachen. Het gezin kwam regelmatig langs om raad te vragen. En ze zag hoe ze zich steeds meer integreerden. Ze juichte want ze was vrij zeker van de procedure. Dit gezin zou blijven, ze verdienden het.

Hier zat ze nu met de uitspraak. “Onontvankelijk verklaard.” Haar Iraans gezin. De jongens keken haar nog steeds aan, zochten een antwoord in haar ogen. Ze schaamde zich omdat ze koel kon zeggen dat ze niks meer kon doen. De jongste bleef over zijn wang wrijven en slikken.
Niets viel er nog te zeggen maar ze kon hen niet wegsturen, haar keel kneep dicht. Wat zouden ze nu doen? Er zou geen geld zijn om de huur te betalen, schoolboeken, voedsel…Ze haatte de wereld.

“Mijn moeder is ziek, dat weet je.” Het was weer de oudste die sprak.
“Alle medische kosten mag je binnenbrengen, die betalen wij.” Ze had zoveel meer willen zeggen.
“Mogen we nog wel eens langskomen?” vroeg de jongste plotseling.
Haar keel deed pijn.
“Altijd.” Eén woord, meer kon ze niet zeggen.
“Het komt wel goed, er komt wel een oplossing. God is groot.” Zei de jongste en de traan viel langs zijn wang.  
   
Manuela Del Rio

2006

Helden


We zitten in de auto.

"Mama, mag ik speelgoed van de pyjamahelden voor Sinterklaas?"
"Ah, is dat van die tekenfilm waar jij naar kijkt? Tuurlijk, welk mannetje zou je dan het liefste willen?"
"Catboy, dat is wel een goede,he mama. Geen slechte hoor."
"Ok, schat." Ik volg het verkeer en het is even stil op de achterbank.
"Mama?"
"Mmm?"
"Wat zou een superheld moeten doen als er geen slechte is?"

Ik ben even stil. "Dat heb je goed gezien,schat, het is door de slechten dat we helden nodig hebben."
Ah, zijn opmerkzaamheid raakt mij elke keer weer en later als we thuis zijn en het eindelijk rustig is denk ik na over helden.
Dat we allemaal in ons leven een held nodig hebben en dan vooral in onze jeugd als we nog kwetsbaar zijn en soms de weg kwijt zijn. Zomaar iemand die met een simpele opmerking je van koers laat veranderen, iemand die je uitdaagt zoals die leerkracht van wiskunde die het ooit gelukt is om mij 60% te laten halen op een examen (nog altijd geen idee hoe dat gelukt is toen!) of die wildvreemde die het voor mij opnam toen ik aangevallen werd in Leuven.

Helden buiten onszelf die het leven wat kleur geven en in een moment laten zien dat het leven waard is om geleefd te worden.
En ik hoop dat we niet vergeten om ook weer helden te durven zijn voor jongeren die ons nodig hebben, hoe doe ik dat vraag je mij? Door jezelf te zijn, door een compliment te geven en door iemand gerust te stellen dat fouten er zijn om gemaakt te worden en dat we samen kunnen kijken hoe we het kunnen oplossen. Door een connectie te maken en te glimlachen als je iemand zijn blik kruist op straat, door dichter bij  dat meisje te gaan staan dat misschien in de schemering alleen op de bus staat te wachten, door een verdwaald kind niet te negeren maar door stil te staan en te vragen of zijn ouders in de buurt zijn.

Is het zo simpel, vraag je mij misschien en ik knik. Ja, het is zo simpel, het is al een eeuwenoud recept, vriendelijkheid. Betrokkenheid. Zorg. Alert zijn en een koppige weigering om cynisme toe te laten en als dat niet volledig gaat laat het dan niet te lang duren.
Je knikt en ik zie dat je mij maar een idealist vindt, weer zo'n naïeveling die denkt dat de wereld van suikerspin gemaakt is, denk je. Ik vind het niet heel erg, een beetje maar en dan waag ik de sprong.
"Je vindt mij naïef, he?"Vraag ik.
Zo'n rechstreekse vraag had je niet verwacht en ik zegen in gedachte een vriendin die ik dit al 1000e keren heb zien doen. Zij glimlacht altijd als ze je zo'n vraag stelt en daar sta je dan met je mond vol tanden. Dus ik glimlach maar mijn hart klopt snel, ik heb de vraag gesteld en dus moet ik op het antwoord wachten.
"Euh, tja, ja eigenlijk, eigenlijk wel een beetje wel,ja" Het gekke is dat ik blij ben met dit eerlijk antwoord! Ik val niet acherover, heb geen behoefte om mij te verdedigen en tot mijn verbazing hoor ik mijzelf jou bedanken omdat je zo eerlijk bent geweest. Dus vandaag ben je een beetje mijn held geweest, zonder het te beseffen heb je mij iets waardevol gegeven, een eerlijk antwoord op een vraag die onthulde hoe ik vanbinnen in mekaar zit. Het maakt zelfs niet uit wat het antwoord was, dus ja het is zo simpel,zie je?

donderdag 8 september 2016

Vrijdagavond

Vrijdagavond is de dag dat ik samen met de kindjes in bed kruip en we samen een film op TV kijken.
Dan lig ik in het midden met aan elke kant een aapje. 
"Kom mama, we maken het gezellig" en de kussens worden tegen de steun gezet om er fijn tegenaan te liggen.
"Wat zegt die mijnheer,mama?" Mijn dochter kent nog geen Engels.
"Dat hij verdrietig is dat het hondje zal sterven."
"Gaat het hondje sterven?! Ik wil niet kijken! Dit is een droevige film, mama!" Mijn gevoelige zoon klinkt verwijtend en hij trekt snel het deken over zijn hoofd.
"Is hij dood?" klinkt het gesmoord.
"Nee, lieveke, hij leeft nog." En ik vraag mezelf af of ik deze film wel moest opzetten.
"Wij kennen ook iemand die gestorven is." Zegt hij met een klein stemmetje.
"Aja?"
"Michelle" de kat van bij de grootouders
"Das waar, mis je haar heel erg?"
"Ja" en hij nestelt zich fijn tegen mij aan.
"Ook mijn overvader is verstorven, he mama" Mijn dochter is nog steeds verdrietig dat ze haar overgrootouders nooit gekend heeft want ze is ervan overtuigd dat ze haar "heel leuk" hadden gevonden.
"mmhmmm"
"Waarom gaat die hond dood, mama?"
"Omdat hij heel erg oud is, lieveke"
"Ben jij ook heel erg oud,mama?" Ah, mijn pientere dochter.
"Nee schatje, nog niet dat duurt nog heel lang!" En ik hoop maar dat het waar is.

Dan komt de reclame en een jonge twintiger zegt dat we onze huid op tijd moeten insmeren tegen rimpels.
"Heb ik rimpels,mama?"
"Sjatteke, je bent 8 jaar dan heb je nog geen rimpels!" Ik lach totdat de volgende vraag komt.
"Heb jij rimpels,mama?"
"Euh, hmmm, ik, euh, niet zoveel, denk ik."
Mijn zoon ligt gelukkig al te slapen voordat de hond sterft en mijn dochter ligt langs mij te zingen, over haar dag en hoe het geweest is en dat de zon scheen vandaag en dat ze een ijsje gegeten heeft.
Ik neem haar op en leg haar in bed waar ze als een blok in slaap valt, daarna breng ik mijn zoon naar zijn kamer.
Mijn vrijdagen zijn bedoelt om bij te tanken, te ruiken aan hun haren en hun warme lijfjes tegen mij aan te voelen. Honderdeneen vragen te beantwoorden en de wereld even zonder ons te laten draaien.
Slaap lekker allemaal.

Manuela

Drempels


Er zijn van die dagen dat ik aan zijn drempels denk en ik met God in discussie ga.
"Waarom? Waarom mijn zoon? Was het handje niet genoeg, ook nog diagnose op diagnose?"
Ik ben boos, gefrustreerd maar vooral verdrietig. 
"Waarom heb Je hem zo'n moeilijk pad gegeven?"
Er zijn nachten dat ik woel en draai omdat de toekomst niet te beheersen valt.
En dan onderhandel ik met Hem.
"Goed dan, weet Je ik hoef geen kleinkinderen maar zorg dat hij iemand vindt die van hem houdt en waar hij van houdt. Deze ben je mij schuldig!" voeg ik er dwingend aan toe.
Je zucht en ik hoor je stem, mijn stem?
"Kijk wat een mooi hart ik hem gegeven heb. Kijk in zijn ogen naar zijn ziel en kijk hoeveel liefde erin schuilt. Hij is intelligent en gevoelig."
Ik schud gefrustreerd mijn hoofd.
"Maar hij heeft het soms zo moeilijk en dat doet mij pijn!" en als de storm in mij opsteekt dan raas ik verder binnenin.
"Zorg maar dat Je een goede uitleg hebt als ik ik Je ontmoet want die ben je mij schuldig, ja Jij!" en met deze storm binnenin zou ik bomen uit de grond kunnen rukken en dorpen blank kunnen zetten.
Ik ben boos en verdrietig en drup drup drup daar komen de tranen.
Uitgeput van het onderhandelen, boos zijn en dreigen en dan komt de vraag die mijn vragen verstomd.
"Waarom kijk je alleen maar naar wat je niet begrijpt? Waarom kijk je niet naar alles wat er wel is?" Het is een zachte vraag, niet verwijtend maar ik krimp in elkaar.
"Kijk goed naar wie hij rond zich heeft, hoe hij mensen raakt, naar de leerkrachten die hem met zoveel geduld onderwijzen. Kijk naar zijn zusje die hij kan beschermen en waar hij van leert om voor zichzelf op te komen. Kijk dan, kijk naar de vriendjes rond hem, zijn familie, zijn vader, zijn moeder. Kijk hoe mooi alles beweegt en hoe jij bergen voor hem verzet. Hoe hij van je houdt. En eerlijk gezegd denk ik dat je hem een hondje moet kopen."
Mijn hart verlicht een beetje maar ik geef mij niet zomaar gewonnen.
"Je had hem tenminste billen kunnen geven want zijn broek zakt telkens af!" Je lacht en ik glimlach.
Er valt een stilte binnenin mij en ik hoor gerommel in de andere kamer.
"Mama!"
"Ja?"
"Mag ik op de tablet?"
"Even maar!" En ik bedenk mij dat we maar eens naar een pup moeten zoeken.

Manuela

zondag 4 september 2016

Ik sta stil.


Ik sta stil en kijk naar de zonsopgang, voel mij meedraaien met deze prachtige aarde, adem mee en voel mij gedragen.
Ik draai 180° en loop met een dokter mee die een kind in de armen draagt, gehaast en met bonzend hart. Een vader die verdwaasd achterblijft.
Zit langs een vermoeide militair die er niets meer van begrijpt en gewoon naar huis wil, hij denkt aan dat ene gerecht waar hij telkens weer de liefde in proeft.
Ik zit in een bootje langs een vrouw met een bezorgd hart op weg naar een land dat ze niet kent, een pakje op haar schoot, een
steek van heimwee knijpt haar keel dicht.
Ik hou een handje vast bij het vuurwerk. Hoor bezorgde stemmen aan de telefoon die zachtjes vragen of de ander ok is.
Het gebeurt ver weg, het gebeurt binnenin mij want jij bent mij en ik ben jou, we ademen dezelfde lucht, draaien mee op dezelfde aarde en een mening doet er niet toe, is niet belangrijk, geeft geen oplossing.
Ik draai terug en zit op het trapje aan de achterdeur midden in de nacht met jou langs mij, ik leg mijn hoofd op jouw schouder en luister naar de krekels.


Manuela

De oude vrouw


"Waar ga je naar toe?"vraagt de oude vrouw.
Ze leunt achterover op het bankje.
De jonge vrouw bijt op haar lip en haalt haar schouders op.
"Ik weet het niet" zucht ze.
De oude vrouw knikt, ze begrijpt het.
"Daar ben ik ook geweest, het is daar soms licht en soms donker. Ken je de weg?"
De jonge vrouw knippert verward met haar ogen, de oude vrouw is dement dat weet ze zeker.
"Ik weet niet waar naartoe. Dus, ken ik ook de weg niet." Ze klinkt kort, ongeduldig.
De oude vrouw knikt, ze begrijpt het.
Ze bekijkt de jonge vrouw aandachtig en geeft haar een klopje op haar hand.
"Het is niet moeilijk, gewoon rechtdoor ."
De jonge vrouw glimlacht beleefd en staat op, ze twijfelt, buigt naar voren en geeft de oude vrouw een kus.
"Bedankt" mompelt ze.


Manuela




Het begin: over het waarom van deze blog en de angst om te schrijven.

 

Er zijn verschillende momenten waarop ik gedacht heb dat ik wou schrijven dat ik iets uit mijn vingers wou laten stromen. Een aantal verhalen borrelen binnenin en zoeken een uitweg maar ik heb nooit echt geluisterd, heb hen steeds het zwijgen opgelegd, gesust met een paar korte stukjes die ik op Facebook geschreven heb.
Maar het is tijd, het moment is er om dieper te gaan, naar de rivier onder de rivier te duiken zoals Clarissa Pinkola Estes het zegt in de Ontembare Vrouw. Tijd om mijn werk neer te zetten,ze onder het licht te houden.

Om niet steeds te wachten op het juiste moment, totdat mijn kinderen slapen, het eten klaar is, mijn huishouden eindelijk stopt met roepen...
En om niet meer bang te zijn dat wat ik schrijf geen stem heeft,onbelangrijk en flauwe zever is.
Het is van mij en dat is genoeg.

Het is deze wereld binnenin mij die zich steeds verder uitbreidt en de grenzen in mij opzoekt. Waarin verhalen fluisteren en dringen om vertelt te worden, waar ze ongeduldig met de punt van hun schoen op de grond tikken en zich afvragen waar ik blijf.

"Waar blijft ze nu eigenlijk?" vraagt het ene verhaal
"Ik weet het niet." zucht de ander.
"Ze begrijpt het niet of zou ze bang zijn?"
"Wel, jij bent ook geen gemakkelijk verhaal...maar dat is jouw schuld niet natuurlijk."
Het ene verhaal kijkt boos en maakt een afwerend gebaar.
"We moeten haar laten luisteren! En ik weet hoe..."

En dus schieten ze propjes papier met flarden tekst op tegen het binnenste van mijn schedel. Fluisteren ze stukjes tekst tijdens mijn wandelingen, in vergaderingen, bij het schommelen, douchen en koken. Ik luister nog steeds niet en dan komen ze in dromen en laten mij schrikken door mij verborgen meisjes te laten opgraven, mij te laten zoeken naar iets onbekends, door mij zwanger te laten zijn.

Het is tijd. Ik weet het. Het is tijd.

Deze wereld binnenin mij houdt haar adem in, volgt elke stap. Houdt mij stevig vast en ik mag leunen aan haar oevers zitten. Maar niet te lang,  het is tijd. Ik weet het, ik voel het. Het is tijd.

Dus hier ga ik, ik duik eerst in oude korte verhalen en impressies en kijk wel waar ik uitkom.
En wie weet misschien volg jij mij wel mijn wereld in. Dai andiamo, kom we gaan.


Manuela