maandag 3 augustus 2020

De grote wilde moeder

De zomer is omgevlogen en als ik denk aan onze vakantie in Denemarken dan denk ik aan de avond dat Isabelle en ik op het strand liepen.

De zee was wild, de golven kwamen snel op ons af en trokken zich even snel terug.
"Je moet altijd voorzichtig zijn met de zee, Belle. Ook al lijkt ze rustig dan nog kan ze gevaarlijk zijn. De zee is als een grote wilde moeder." probeer ik haar uit te leggen.
Ze kijkt naar mij en lacht vlug " zoals jij mama!"
Ik lach naar haar, mijn kleine, slimme dochter.

Een grote, wilde moeder zijn, het zal niet altijd de perfecte, beheerste moeder zijn maar een moeder die haar best doet om haar leven voluit te leven ondanks de angsten die haar soms doen bibberen.
De moeder die soms impulsief kan zijn maar geen cm wijkt als haar geliefden haar nodig hebben.  Soms is ze kalm en rustig maar zelden saai. Ze vergeeft snel maar vergeet niet en is bereidt om te onderhandelen. Geeft haar fouten toe en leert haar kinderen om zichzelf niet te serieus te nemen.

En als haar kinderen willen dan wil ze graag haar schatten met hen delen die diep in haar verborgen zitten in de vorm van verhalen. Verhalen die ze kunnenn ontvouwen, als een kaart die hen de weg naar huis wijst in dit zotte leven.





Alleen zijn

Alleen zijn verbergt pareltjes in zich maar ik merk dat ik, voordat ik de parels vind, vaak door een gevoel van afwijzing moet. Alsof ik wakker word en niet begrijp dat er geen mensen rond mij zijn, niet iemand die mijn hulp of aandacht nodig heeft. Dat ik alleen door dit bos wandel met enkel mijn water, schrift en pen bij de hand. Dat het mij angst aanjaagt omdat ik weet dat “goede” meisjes niet alleen door een bos wandelen, zich niet blootstellen aan gevaar, voorzichtig zijn en zichzelf veilig stellen. Dat ik net zo goed thuis kan schrijven, in mijn tuin, VEILIG. Ik zucht, duw de stem van mijn moeder van mij af en wandel verder, ik zit in het sportbos van Genk, niet ergens alleen in het amazonewoud, grommel ik op mezelf.
En dan, het bos is ook van mij. Ik mag hier rondlopen, alleen zonder bang te zijn maar ik merk hoe mijn oren zich spitsen op elke eikel die geluid maakt.
Ik stap nog wat sneller en vind een plek om te zitten, onder een mooie boom, in het zicht maar niet te opvallend en schrijf, schrijf over mezelf, over het bos, de afwijzing, diep verdriet.
In eenzaamheid vind ik mezelf, in stilte kan ik mijzelf weer horen en kan ik weer op adem komen.

Waarom doe ik het dan zo weinig, vraag ik mezelf af. Ik heb de neiging om mezelf te omringen met veel en interessante mensen. Draai lustig mee op de carrousel, geniet van de wind in mijn haar en de luide muziek totdat ik er helemaal mee vol zit. Van het topje van mijn tenen tot mijn kruin vol van gesprekken, meningen, hulpvragen, ideeën en ik vind mijn stem niet meer. Ik moet de stilte in om haar te vinden tussen het ruis van de wereld en als ik haar vind ziet ze eruit als een verfomfaaid vogeltje. Ze kijkt mij verongelijkt aan en ik neem haar op schoot, strijk de veren glad en beloof voor de zoveelste keer dat ik het deze keer niet vergeten zal, dat ik de carrousel op tijd zal laten stoppen, dat ze welkom is en dat ik de muziek wat zachter zal zetten. En dan komen de woorden, de zinnen, de zachtheid naar waar ik op zoek ben, in het bos waar de wolven leven.