zaterdag 13 november 2021

Wandeltijd

 

Ik wandel door het bos, de geluiden van de vogels en andere diertjes maken mij eerst rustig maar dan komen de gedachten, wat als er iemand is? Wat als ik een wolf tegenkom? Ik hoor mijn moeders stem in mijn hoofd, wat doe je alleen in een bos? Zijt voorzichtig!
Deze gedachten versnellen mijn ademhaling en hartslag, ik wandel wat sneller, kijk achter mij, voel mij bespied en ik hou de stok in mijn hand steviger vast. Ik weet niet goed wat ik met deze stok zou kunnen doen behalve een stevige tik uitdelen maar ik hou het ding toch maar in mijn hand.
“Je bent een lafaard!” zegt een klein stemmetje in mijn hoofd. Ik ken dat stemmetje, het is de zwerfster in mij, ze wandelt graag door het bos of een stad zonder dadelijk een doel te hebben. Ze verliest zich graag in dagen dat er geen plannen zijn en de dag zich kan ontvouwen zoals ze wil.
“Bij de volgende afslag ga ik naar rechts.” Zeg ik tegen het stemmetje. De bewoonde wereld weer in. De zwerfster zucht en draait met haar ogen naar mij. Ik weet het, ik laat haar niet genoeg uit, geef haar niet genoeg tijd.
Ik wandel terug naar de straat en zit ermee dat ik zo bang ben alleen in het bos, het bos is toch ook van mij? Waarom voel ik mij niet veilig omringd door bomen? Waarom ben ik nog steeds geconditioneerd door oude ideeën en geef ik deze ideeën ook door aan mijn dochter? En als ik ze niet doorgeef hoe kan ze dan veilig zijn in deze grote wereld? En hoe komt het dat ik ze niet doorgeef aan mijn zoon? In gedachten verzonken loop ik voorbij een vrouw die er stevig de pas in zet.
Zonder nadenken draai ik mij om en loop haar achterna.
“Excuseer, mag ik je wat vragen?” Ze blijft verbaasd staan en trekt haar oortjes uit.
“Ja, hoor.” Zegt ze niet onvriendelijk.
“Ik denk dat ik je al eens gezien heb en ik vraag mij af of je veel wandelt…en of je ook door het bos wandelt…” Ik voel mij een beetje verlegen door mijn impulsieve actie maar de vraag is al gesteld en ik ben echt benieuwd naar haar antwoord.
“Ja, hoor. Ik wandel elke dag 6u ongeveer 43km.” De zwerfster in mij richt haar hoofd op, hier is iemand die echt zwerft, echt haar dagen neemt zoals ze komen.
Ik vraag haar of ze ook bang is in het bos en of zij dit ook voelt of het iets typisch voor vrouwen is.
“Dat is zo in het begin, daarna wen je eraan. Meestal kom ik niemand tegen en ik denk dat als ik iemand mocht tegenkomen dan zie ik dat dan wel weer. Gewoon doorlopen en geen oogcontact maken. Heb je zin om mee te wandelen?” Ik wil wel, heel graag zelfs maar ik wil niet dat ze haar dag voor mij aanpast. Ze lacht, nee hoor, ze zou het niet voorstellen als ze er geen zin in had en dus wandel ik mee met deze kleine vrouw. Ze is pezig, atletisch, heeft een rugzakje bij en we stappen op een stevig tempo door.
“Wandel je al lang elke dag?” Ze knikt
“Al drie jaar, ik ben begonnen met 3km en dan heb ik het opgebouwd. Ik wandel ook vaak met mijn zus maar ze praat veel, ik ook trouwens.” Ze lacht als ze dit zegt.
“Vind je alleen of samen wandelen fijner?”
“Allebei, als ik alleen wandel kan ik ontspannen en echt genieten van de natuur. Met mijn zus wandelen is ook fijn dan babbelen we bij en we geraken nooit uitgepraat.” We blijven stappen en komen in Bokrijk aan. Nog even een plaspauze en we wandelen verder.
“Heb je nog broers en zussen?”
“We zijn met zeven, een grote familie en ik ben een van de jongsten. Mijn oudste zus is 12 jaar ouder dan ik en dat is een heel verschil.” Ik knik, ik herken het, mijn jongste broer is ook 12 jaar jonger dan ik en hij zit nog in een andere levensfase met nog jonge kindjes en zijn carrière die hij volop aan het uitbouwen is.
We praten verder over onze families en welke invloed dat op ons heeft, met wie we kunnen opschieten en met wie het stroever verloopt.
“Weet je, ik heb 30 jaar anorexia gehad en vijf jaar geleden dacht ik nu moet ik ermee stoppen, nu moet ik mijn leven omkeren en ik ben begonnen met wandelen.” Ik zie de tekenen van 30 jaar vechten tegen anorexia in de lijnen van haar gezicht maar haar ogen, haar ogen, lieve mensen!
Die glinsteren, omrand door een blauw potloodje. Ze schitteren van levendigheid en vastberadenheid. Een onwrikbare wil om te leven.
“Het is een gevecht geweest, op een bepaald moment woog ik nog maar 28 kilo en lag op intensieve met nierfalen. Toen mijn specialist zei dat dit de laatste keer was dat ze mij konden helpen dacht ik dat ik mij moest herpakken. Er moest iets gebeuren. Het is soms nog moeilijk, als er moeilijke momenten zijn is dit het eerste waar ik naar grijp. Niet eten. Het is vermoeiend maar het gaat beter. Ik laat mij regelmatig controleren en ik ben gezond nu.” Ik luister geboeid naar haar verhaal. Wat een veerkracht!
“ Het is iets dwangmatig, lijkt mij, zo moeilijk om te stoppen. Klopt dat?”
“Ja, het lijkt wel alsof er een mannetje in mijn hoofd zegt dat ik moet sporten, dat ik alleen maar dit of dat mag eten, alleen maar als ik genoeg gesport heb mag ik eten. En het heeft niks te maken met dun willen zijn. Het is het gevoel als ik het klaar krijg om niet te eten! Het geeft mij het gevoel dat ik sterk ben, dat ik iets overwonnen heb.”
“Een soort beloning?” Ze knikt.
“Ja zo voelt het maar ik weet nu dat het niet waar is dat ik mezelf zo gewoon kapot maak. Ik vecht er nu tegen. Het wandelen helpt mij erbij. Dat was een stukje mijn genezing.
“Misschien geeft het wandelen dezelfde stoffen vrij als het niet eten.”
“Ik denk het wel want ik mis bepaalde stofjes in mijn hersenen waardoor ik anorexia gekregen heb.
 Ik weet niet hoe de stofjes heten maar dat klopt wel voor mij.”
We wandelen verder, zijn even stil.
“Sorry als ik dit zo vertel, ik wil dat niet zo op je leggen.” Zegt ze snel.
“Ik vind het niet erg! Ik hou van verhalen en ik ben een therapeute.” Lach ik.
En een schrijfster,  je bent een schrijfster, roept een stemmetje binnenin mij maar ik zeg het niet luidop. Ik ben daar nog steeds niet helemaal zeker van of ik dat wel ben.
Ik voel hoe ik snel de rol van therapeute inneem, hoe deze rol mij past maar ik wil deze rol niet op mij nemen in deze wandeling.  
“Ik wil mij niet opdringen.” Zeg ik. “Ik wil niet graven in je verleden ofzo, vind je het erg als ik vragen stel?”
“Neen, ik schaam mij er niet meer voor. Dat was lang zo maar nu niet meer. Iedereen heeft zijn gevecht, dit was de mijne.” Ik vind haar moedig en ik hou van moedige mensen. Ze gaan door de pijn heen, vallen maar staan weer op. Een beetje meer geblutst maar nog mooier dan eerst, zij bezitten hun verhaal, niet andersom.
We wandelen in stilte verder en ik deel mijn verhaal met haar als een klein geschenkje.
“Ik ben in het begin van dit jaar mijn ouders kwijt geraakt, op drie dagen van elkaar. Ik zit nog midden in het rouwproces. Rouwen is alles, alle gevoelens bij elkaar.”
Ik merk dat ze luistert, dat ze mee leeft, ze legt gauw haar arm om mij heen en we lachen naar elkaar.
“Het is vreselijk om iemand te verliezen en het leven gaat gewoon door. Ik bedoel niet dat het niet erg is maar je moet gewoon door,  wat ga je anders doen.” Zegt ze en haar ogen kijken mij meelevend aan.
“Dat klopt, als er iets is wat ik geleerd heb dit jaar is dat ik niet anders kan dan accepteren wat voor mij ligt. Dat ik alles mag voelen maar het leven gaat door.”
“Het heeft geen zin om jezelf ziek te maken van verdriet, dat zouden je ouders ook niet gewild hebben, denk ik.”
“Dat is waar, ik kan ze eren door goed te leven ook al mis ik hen elke dag. Soms vergeet ik zelfs dat ze er niet meer zijn en dan als ik er weer aan denk dan voelt het alsof iemand mij een boksslag in mijn maag geeft. Dan kan ik even niet meer ademen.”
We praten wat verder over het leven en draaien een mooie weg in, het is fijn wandelen met haar en de gesprekken gaan zonder moeite heen en weer. Ze is grappig en kijkt met een frisse blik naar het leven. Dokters zouden wandelen moeten voorschrijven en bewijzen vragen, denk ik. Ik raad het mijn cliënten altijd aan, elke dag een half uur naar buiten, de frisse lucht in.

“Wacht! Hoe laat is het?!” Ik blijf plots staan.
“Het is twintig na elf.”
“Oei, ik moet Isabelle van school halen! Ik moet nu terug.” Ik ga nooit op tijd komen, denk ik.
“Durf je alleen terug?” En ik weet dat als ik nee zeg dat ze de moeite zou doen om mee terug te wandelen maar ik voel mij moediger.
“Ja, hoor!” En ik meen het.
We wisselen telefoonnummers uit.
“Hoe heet je?” Vraag ik.
“Mijn naam is Rosita.”







maandag 8 november 2021

Verlangen

 We zitten samen op een bankje, Verlangen en ik.

"Ik vind je lastig." Zeg ik en ik weiger naar jou te kijken.
Ik voel dat je knikt. 
"Ik weet het." Zeg je.

"Ga je voor altijd blijven?" Ik hou de leuning van het bankje stevig vast. 
Je zucht.
"Ik denk het wel."
Ik heb zin om heel snel weg te rennen of misschien geef ik je wel een klap maar ik doe niks en blijf heel stil zitten.
De zon schijnt op onze gezichten en de vogels fluiten blij. 
"Goed dan" Zeg ik snel en ik draai mij om om naar jou te kijken.
Er komt een wolk voor de zon en ik zie dat je er maar heel gewoon uit ziet, minder angstaanjagend dan ik dacht.
Ik zie hun gezichten in jouw ogen flitsen en ik glimlach. Ik word blij van jou.
Zo blijven we even zitten en ik raak je gezicht aan, net als ik hun gezichten streelde in die laatste nachten. 
We lachen naar elkaar. Het geluid doet mij aan zijn zware stem denken en de cadans van hun taal.

"Het is bijna een jaar, weet je." Zeg ik en ik vraag mij af hoe het komt dat ik de dagen nog tel, de maanden nog afmeet aan hun afwezigheid, hoe ik soms kan vergeten dat ze er niet meer zijn en als het besef dan terug komt dan raakt het mij als een mokerslag. 
"Elk seizoen. Ik denk dat ik daarom blijf zodat je je kan blijven herinneren dat er ook schoonheid was, dat er niet enkel pijn is in rouw. Dat het leven anders is maar je nog steeds roept, dat je er nog bent en dat ze nog in jou leven."
Ik draai met mijn ogen. Ik vind je sentimenteel en steek mijn tong naar je uit. Je lacht. 
"Ik had ze liever hier bij mij." Zeg ik als een koppig kind dat de waarheid niet wil horen.
Je trekt je schouders op. "Het is wat het is."

Als ik opsta wandel je met mij mee en ik houd je hand vast, mijn hart doet een beetje pijn vandaag.