vrijdag 11 november 2016

God is groot

(Dit verhaal heb ik in 2006 geschreven toen ik nog voor het OCMW in Bilzen met vluchtelingen werkte en les volgde bij Daan Pleumeekers in de academie van Hasselt)

Ze had het gezegd. Vlot, zonder aarzelen had ze hen het  slechte nieuws verteld.
De jongens zaten verslagen aan haar bureau. Twee broers uit Iran, hun moeder en jongste broer waren er niet bij vandaag . Ze zag de jongste van de twee verschillende keren slikken, hij veegde zijn hand langs zijn wang maar ze had de traan gezien.

Ze keek rond. Haar bureau was rommelig. Haar dossiers lagen in twee hoopjes voor haar. Met één hand schoof ze die aan de kant. Het dossier van de jongens lag op haar schoot, ze haalde het document dat ze gisteren had gekregen eruit.
“Wat moeten we nu doen?” vroeg de oudste. Hij was even oud als zij, gelukkig niet meer zo verlegen als twee jaar geleden.
“Ik weet het niet, er is niks meer dat ik voor jullie kan doen.” Ze wreef met haar handen over haar gezicht. Ze was moe, ze was het allemaal moe vandaag. Ze had nog hard gevochten om wat geld los te krijgen maar het Comité had niet willen luisteren.
Er viel een stilte, ze keek de jongens aan. De oudste was in het begin verlegen geweest. Daarna had hij haar altijd met respect behandeld. Allemaal eigenlijk. Zij had alles gedaan wat in haar macht lag om hen te helpen.
De jongste zat stil voor zich uit te staren, ze wist niet zeker of hij luisterde naar wat ze zei. Hij had een moedervlek net onder zijn linkeroog. Ze had altijd gevonden dat de vlek op Frankrijk leek. Hij was de vlotste van de drie broers, een aantrekkelijke jongen. Hij was zeventien toen ze hem voor het eerst ontmoette. Zijn moeder was toen bij hem.
“Ik ga niet meer naar school,” had hij vol zelfvertrouwen verklaard.
“Oh ja? Ben je afgestudeerd misschien? Je bent te slim zeker,” had ze gezegd.
Zij moeder moest lachen.
Enzo had  ze de strijd gewonnen. Weken later had ze hem brutaal gevraagd of hij een lief had. Hij antwoordde dat hij er drie had. Verontwaardigd had ze geroepen dat hij eerlijk moest zijn maar hij moest alleen maar lachen. Het gezin kwam regelmatig langs om raad te vragen. En ze zag hoe ze zich steeds meer integreerden. Ze juichte want ze was vrij zeker van de procedure. Dit gezin zou blijven, ze verdienden het.

Hier zat ze nu met de uitspraak. “Onontvankelijk verklaard.” Haar Iraans gezin. De jongens keken haar nog steeds aan, zochten een antwoord in haar ogen. Ze schaamde zich omdat ze koel kon zeggen dat ze niks meer kon doen. De jongste bleef over zijn wang wrijven en slikken.
Niets viel er nog te zeggen maar ze kon hen niet wegsturen, haar keel kneep dicht. Wat zouden ze nu doen? Er zou geen geld zijn om de huur te betalen, schoolboeken, voedsel…Ze haatte de wereld.

“Mijn moeder is ziek, dat weet je.” Het was weer de oudste die sprak.
“Alle medische kosten mag je binnenbrengen, die betalen wij.” Ze had zoveel meer willen zeggen.
“Mogen we nog wel eens langskomen?” vroeg de jongste plotseling.
Haar keel deed pijn.
“Altijd.” Eén woord, meer kon ze niet zeggen.
“Het komt wel goed, er komt wel een oplossing. God is groot.” Zei de jongste en de traan viel langs zijn wang.  
   
Manuela Del Rio

2006

Geen opmerkingen:

Een reactie posten