maandag 21 januari 2019

De jas

"Ik vertrek nu!" roep ik naar mijn dochter die nog op haar gemak haar jas aantrekt.
"Nee, mama!" snel ritst ze haar jas dicht en holt naar buiten. Ik sluit de deur en steek de sleutel in mijn zak van de geel met zwarte jas, het is koud. Op die paar minuten is mijn dochter al naar achter in de tuin gerend en ik hoor haar "oh's" en "ah's" omdat alles bevroren is en hoe mooi het allemaal is.
"Kom, Belle, we komen te laat!"

Samen wandelen we naar school en ze vertelt over haar droom vannacht, wijst mij op een plasje dat bevroren is en zegt dat ze blij is dat wij niet bevroren zijn. Ik hou van haar gebabbel en ik wijs haar op het ijs op de bladeren en de auto's.
Als we aankomen op school, overweldigt de drukte haar en als ik afscheid wil nemen, zegt ze dat ze bij mij wil blijven, met mij wil gaan wandelen. Ik omhels haar stevig en fluister dat ik haar vanavond kom halen en dat we nog gauw gaan wandelen als ze haar choco gedronken heeft.
De bel gaat en ik vertrek.

De oude man voor mij gaat aan de kant.
"Ik hoorde jouw snelle stappen en dacht dat je haast zou hebben dus dacht ik, ik zal maar aan de kant gaan."  Hij glimlacht, we kennen elkaar van de wandelingen naar school.
"Erg, he" zeg ik "dat zelfs op mijn vrije dag ik mij nog voortdurend aan het haasten ben."
"Ach, mevrouw dat is de tijd tegenwoordig. In het zuiden is dat anders." Zegt hij, zeker van zichzelf.

Bij de splitsing nemen we afscheid en ik wandel verder, ik heb inderdaad altijd haast. Alles gaat snel, snel en ik heb steeds het gevoel dat ik achter de feiten aan loop.
In gedachten verzonken wandel ik ons huis voorbij en wandel verder naar het speeltuintje op de kleine berg. Ik zie er blikjes liggen, raap ze op en gooi ze in de vuilbak. Ik wandel verder het pad af met de zon in mijn rug. Ik kijk naar de witte huizen waar het licht zo mooi op schijnt en wandel verder, ik weet waar ik naar toe wil. Het verkeer van de school is weg en de rust keert terug. Ik wandel de heuvel op en kom langs het zwembad om dan verder de hei in te wandelen.  Het is koud maar ik hou van deze plek, van hieruit zie ik de Terril in de verte, de horizon gaat hier van zacht roze naar lichtblauw. Ik ga zitten in het zand en kijk verder, voel de stilte en de rust. Een man komt voorbij met zijn hond, het beestje komt aan mij snuffelen en ik aai hem zachtjes over zijn kop.
"Ik ben goed volk, jongen." fluister ik en hij duwt zijn kop even tegen mij aan. Als zijn baasje roept wandelt hij verder.

"Je hebt wel je nieuwe jas aan." zegt het stemmetje binnenin mij. "Straks is het vuil." Ik haal mijn schouders op, de jas is van mij, ik niet van de jas, toch?
"En je haar is vettig." gooit ze erachteraan.
Ik denk aan de vriendinnen die dit zouden toejuichen en de vriendin die mij zei dat ik met deze geel-zwarte jas altijd zwarte schoenen moet dragen en liefst mijn kledij altijd in 1 kleur. Ik glimlach, de jas lokt vele meningen uit, vooral mijn eigen mening. Hoe ik durfde om zo'n dure jas te kopen, ik hoor een andere vriendin lachen die het niet veel geld vond toen ik een tikkeltje beschaamd de prijs zei. En mijn eigen eis dat als ik deze opvallende hommel jas kocht ik er ook extra goed voor moest zorgen! Er vooral niet op een maandagochtend mee in het zand van de hei moet gaan zitten! Ik zucht, duw de vriendinnen en mijn eigen mening naar de achtergrond en kijk naar de heide die paars lijkt onder het wit, hoe mooi deze ochtend is en dat het mij niet kan schelen wat anderen vinden en vooral wat ik mezelf opleg. De jas helpt mij ermee.

"Je lijkt wel een hommeltje. "zei de collega toen ze mij tegenkwam op het werk.
"Oh?"
"Jaha, maar we houden van hommeltjes dus dat is goed. " Glimlachtte ze.
"Geen wespetaille dus. "knipoog ik maar ze luisterde al niet meer.

Ik sta op en wandel verder het pad af, achter de kerk door naar beneden, kom weer langs de school en wandel verder naar huis. Alles is stil binnenin, de vriendinnen en mijn eigen kritische stem zwijgen. Het is rustig, geen haast vandaag.