woensdag 30 juni 2021

Vijf maanden



 Vandaag heb ik het overtrekset dat ik van jou heb gekregen op ons bed gelegd. Je zei dat het te groot was voor jouw bed en als ik het mooi vond mocht ik het hebben. Het is inderdaad een mooi overtrekset, ma. Al die maanden lag het gewoon in de kast. Betekent dit dat ik het stilletjes accepteer dat jullie er niet meer zijn? 
Ik kan nog steeds jouw handtas, die ik zo mooi vond, niet gebruiken, ma. Al jouw spulletjes zo ordelijk gesorteerd in de juiste vakjes, ze ligt nog steeds op jouw zetel die bij ons boven staat. Naast jouw handschoenen en dekentje. Een lieve collega zei dat ik mijn tijd moest nemen, dat dat misschien nog komt en dat het normaal is, alles is normaal van wat ik doe en niet doe in deze periode. Ondertussen draait de wereld weer verder op een waanzinnig tempo.

Ik merk dat ik verander dat ik niet meer ben wie ik eerst was, dat er een ruimte is ontstaan binnenin mij waarin steeds dezelfde vraag weerklinkt. Wie ben ik zonder jullie? Ben ik nog steeds een dochter, het meisje dat jullie kenden en mee gevormd hebben? Het voelt alsof ik nu pas volwassen ben, de buffer voor mij weggevaagd, een onmetelijke ruimte strekt zich uit die niet zo makkelijk te vullen is.

Ik wandel langs de ruimte af, nog te heilig om helemaal in te vullen, ik leun er tegenaan en kijk naar de rimpels die deze gebeurtenis heeft veroorzaakt binnen onze familie en mezelf. Ik fluister dat ik nog leef,  dat ik vertrouwen mag hebben in het leven omdat de ergste ervaringen gebeuren op zaterdagen en dinsdagen. En dat ik het niet kan tegen houden. Dat ik nog steeds leef.

Anderhalf jaar corona en ik leef nog.
Jullie zijn vijf maanden dood en ik leef nog.
Een begrafenis organiseren voor 15 mensen en ik leef nog.
Wil je daar iets grappig over horen, ma? We waren met 17. Ik heb Vincent jonger gemaakt toen die rare vrouw met vettige haren kwam vragen hoe oud hij was. We wisten beiden dat ik loog maar toen ik haar in stilte uitdaagde om het uit te spreken zei ze maar niks meer. Je zou erom hebben moeten lachen, ma. 
Je hield niet van flauwe zever en aanstellerig gedrag, je was een kleine rebel en ik vind jou steeds vaker in mezelf terug. Daar ben ik blij om. Ik vul daar een stukje van de ruimte mee in.

Stilletjes vul ik de ruimte in met het idee dat het leven uit een aaneenschakeling van ervaringen bestaat en dat het bij momenten verdomd veel pijn doet. Dat ik kan en mag leven hoe ik wil. Ik voel een zekere onbevreesdheid als een zaadje dat zich ontvouwt. Onderscheidingsvermogen, wat en wie wil ik wel en niet in mijn buurt. Ook hierin herken ik jou in mij, ma.
Toen je ziek werd veranderde jij ook, je werd vrijer en minder angstig over wat anderen van jou dachten. We spraken hier zo vaak over met ons twee als we samen gingen koffie drinken. Over het leven en hoe we het wilden leven. 

"Ik vind je moedig, ma." Zei ik na de zoveelste chemo.
"Manuela, we moeten toch door, wat gaat ge doen in uw bed blijven liggen? Dat is geen optie!" Zei je met een felheid in jouw ogen waar ik stil van werd.
Het zijn die woorden die mij vooruit duwen en mij de ruimte laten innemen binnenin mij, rusten mag, rouwen mag, voorgoed blijven liggen niet. Er zijn nog veel te veel ervaringen die op mij wachten.
 
De diagnose is net opnieuw gevallen, uitzaaiingen naar de longen, we lopen samen naar de auto en in de ondergrondse van het ZOL sta ik stil. Je wandelt verder en merkt niet dadelijk dat ik verstijft stilsta, mijn hart klopt in mijn keel en mijn buik doet pijn. Als je het merkt draai je je verbaast om.
"Manue, wat is er?"
"Ma, ik ben nog niet klaar om zonder u te leven." Zeg ik. 
Je kijkt mij een ogenblik aan en haast je naar mij toe. Je pakt mijn hand vast.
"Ik ben nog niet van plan om te sterven, ge zult zien, het duurt nog lang voordat ik sterf!" Samen lopen we naar de auto. Het zou nog 6j duren voordat we jou zouden verliezen en je nam papa met je mee.

Ik mis je, ma.