zaterdag 28 januari 2023

De rommeligheid van rouw

 Vanmorgen zaten we samen in de zetel, Timmy en ik, na een week waarin ik mezelf een beetje ben kwijtgeraakt, waarin ik kopje onder ging.
Ik had het eerlijk gezegd niet verwacht, heel erg naïef dacht ik dat ik na twee jaar wel door deze maand zou zeilen zonder te grote emotionele stormen. En toch. 

"Ik begrijp het niet, hoe kan ik dit nu weer zo erg voelen?" Snik ik en als Timmy naar mij toe wil schuiven weer ik hem af.
"Neen, ik wil niet getroost worden! Ik wil gewoon kunnen huilen zonder getroost te worden!" Hij blijft zitten waar hij zit en kijkt mij aan. Hij voelt zich niet afgewezen of boos en daar ben ik hem dankbaar voor. 
"Manuela, het is normaal dat je dit voelt, het was een moeilijke tijd. Wat jullie hebben meegemaakt was niet normaal en twee jaar is nog niet zo heel erg lang. Geef het tijd."
"Ik zeg hetzelfde tegen mijn cliënten en toch zit ik hier!" Ik ben boos op mezelf en neem nog een zakdoekje uit het pakje. 
"Gaat het ooit makkelijker worden? Het gaat nooit makkelijker worden! Ik wil gewoon dat dit stopt, deze pijn. Dat het mij gewoon zo kan overvallen." Timmy zwijgt en kijkt mij aan.

In gedachten overloop ik de week en hoe ik in het begin van de week mij wel verdrietig voelde maar nog ok was, hoe ik mijn collega vertelde over mijn moeder en hoe ze zelfs tijdens de chemo haar sigaretje ging roken buiten en dat niemand haar kon tegen houden. Kleine rebel. We lachten. Ik lachte.
En hoe ik op woensdag in de auto zat en Celine Dion, My heart will go on opzette en de tranen kwamen. Ik had het niet door totdat ik ze in mijn nek voelde. Hoe stom kan je zijn!

En hoe ik 's avonds pijn voelde in mijn nek en tegen de ochtend mijn hele rechterkant stijf was en ik niet meer kon bewegen. Elke beweging pijn deed en ik twee dagen op de zetel gelegen heb. 
Hoe ik een hele serie op Disney + heb uitgekeken en toen het eindigde ik alleen maar kon huilen omdat ik de personages zou missen en ze een grote leegte achterlieten. Hoe de pijn mij zo frustreerde dat ik eerder huilde van boosheid dan verdriet en ik at een heel pak chocolade rijstwafels op terwijl een vriendin aan de telefoon luisterde. 
Hoe de kinderen mij 100x per dag vroegen of ik ok was en onderling ruzieden alsof mijn bevriezing ook hen in verwarring bracht. Mijn rouw beïnvloed hen ook en daar voel ik mij soms schuldig om, zoals afgelopen week.

"Ik zie de beelden van die laatste week steeds weer opnieuw voor mijn ogen dansen." Zeg ik. Het maakt mij moe, put mij uit. Timmy knikt. 
We drinken onze koffie verder uit en ik voel mij al een beetje lichter en als ik onder de douche sta laat ik de warmte van het water mij troosten, ontdooien. Ik leun met mijn hoofd tegen de koude wand en huil.

Ik huil om mijn vader die mijn geruststelling nodig had toen hij dacht dat hij alleen was.
Ik huil om mijn schoonzus die over het hek klom omdat mijn moeder niet meer uit de zetel kon en de achterdeur gelukkig open was.
Ik huil om mijn broers die samen met mij zo eenzaam leken in de gang van het ziekenhuis toen we naar de parking liepen met een vuilniszak met mijn vader zijn kleren en bril in.
Ik huil om mijn moeder haar pijn toen ze hoorde dat mijn vader voor haar was gegaan.
Ik huil om mijn broer die langs mijn moeder op een stoel zat tijdens het waken om uiteindelijk in slaap te vallen met zijn hoofd op de tafel.
Ik huil om mijn jongste broer die stilletjes bij mijn moeder zat aan de ander kant.
Ik huil om mijn moeder haar beste vriendin die tegen alle regels in naar ons huis reed en haar eigen verdriet aan de kant zette om ons bij te staan. 
Ik huil om mijn tante en oom die hun zus en schoonbroer niet konden begeleiden op hun laatste reis omdat ze zelf in quarantaine zaten. 
Ik huil om iedereen die hen nog wou begroeten op de begrafenis maar ik niet mocht uitnodigen.
En tenslotte huil ik om mezelf om het meisje dat ik was, om de tiener die samen met haar moeder melige liedjes van Celine Dion zong in de auto. Luidkeels. 
Ik huil en huil totdat ik leeg ben en nadat ik mij heb afgedroogd en omgekleed voelt mijn schouder minder stijf, minder pijnlijk.

Het is zaterdag, de week is bijna om.







zaterdag 13 november 2021

Wandeltijd

 

Ik wandel door het bos, de geluiden van de vogels en andere diertjes maken mij eerst rustig maar dan komen de gedachten, wat als er iemand is? Wat als ik een wolf tegenkom? Ik hoor mijn moeders stem in mijn hoofd, wat doe je alleen in een bos? Zijt voorzichtig!
Deze gedachten versnellen mijn ademhaling en hartslag, ik wandel wat sneller, kijk achter mij, voel mij bespied en ik hou de stok in mijn hand steviger vast. Ik weet niet goed wat ik met deze stok zou kunnen doen behalve een stevige tik uitdelen maar ik hou het ding toch maar in mijn hand.
“Je bent een lafaard!” zegt een klein stemmetje in mijn hoofd. Ik ken dat stemmetje, het is de zwerfster in mij, ze wandelt graag door het bos of een stad zonder dadelijk een doel te hebben. Ze verliest zich graag in dagen dat er geen plannen zijn en de dag zich kan ontvouwen zoals ze wil.
“Bij de volgende afslag ga ik naar rechts.” Zeg ik tegen het stemmetje. De bewoonde wereld weer in. De zwerfster zucht en draait met haar ogen naar mij. Ik weet het, ik laat haar niet genoeg uit, geef haar niet genoeg tijd.
Ik wandel terug naar de straat en zit ermee dat ik zo bang ben alleen in het bos, het bos is toch ook van mij? Waarom voel ik mij niet veilig omringd door bomen? Waarom ben ik nog steeds geconditioneerd door oude ideeën en geef ik deze ideeën ook door aan mijn dochter? En als ik ze niet doorgeef hoe kan ze dan veilig zijn in deze grote wereld? En hoe komt het dat ik ze niet doorgeef aan mijn zoon? In gedachten verzonken loop ik voorbij een vrouw die er stevig de pas in zet.
Zonder nadenken draai ik mij om en loop haar achterna.
“Excuseer, mag ik je wat vragen?” Ze blijft verbaasd staan en trekt haar oortjes uit.
“Ja, hoor.” Zegt ze niet onvriendelijk.
“Ik denk dat ik je al eens gezien heb en ik vraag mij af of je veel wandelt…en of je ook door het bos wandelt…” Ik voel mij een beetje verlegen door mijn impulsieve actie maar de vraag is al gesteld en ik ben echt benieuwd naar haar antwoord.
“Ja, hoor. Ik wandel elke dag 6u ongeveer 43km.” De zwerfster in mij richt haar hoofd op, hier is iemand die echt zwerft, echt haar dagen neemt zoals ze komen.
Ik vraag haar of ze ook bang is in het bos en of zij dit ook voelt of het iets typisch voor vrouwen is.
“Dat is zo in het begin, daarna wen je eraan. Meestal kom ik niemand tegen en ik denk dat als ik iemand mocht tegenkomen dan zie ik dat dan wel weer. Gewoon doorlopen en geen oogcontact maken. Heb je zin om mee te wandelen?” Ik wil wel, heel graag zelfs maar ik wil niet dat ze haar dag voor mij aanpast. Ze lacht, nee hoor, ze zou het niet voorstellen als ze er geen zin in had en dus wandel ik mee met deze kleine vrouw. Ze is pezig, atletisch, heeft een rugzakje bij en we stappen op een stevig tempo door.
“Wandel je al lang elke dag?” Ze knikt
“Al drie jaar, ik ben begonnen met 3km en dan heb ik het opgebouwd. Ik wandel ook vaak met mijn zus maar ze praat veel, ik ook trouwens.” Ze lacht als ze dit zegt.
“Vind je alleen of samen wandelen fijner?”
“Allebei, als ik alleen wandel kan ik ontspannen en echt genieten van de natuur. Met mijn zus wandelen is ook fijn dan babbelen we bij en we geraken nooit uitgepraat.” We blijven stappen en komen in Bokrijk aan. Nog even een plaspauze en we wandelen verder.
“Heb je nog broers en zussen?”
“We zijn met zeven, een grote familie en ik ben een van de jongsten. Mijn oudste zus is 12 jaar ouder dan ik en dat is een heel verschil.” Ik knik, ik herken het, mijn jongste broer is ook 12 jaar jonger dan ik en hij zit nog in een andere levensfase met nog jonge kindjes en zijn carrière die hij volop aan het uitbouwen is.
We praten verder over onze families en welke invloed dat op ons heeft, met wie we kunnen opschieten en met wie het stroever verloopt.
“Weet je, ik heb 30 jaar anorexia gehad en vijf jaar geleden dacht ik nu moet ik ermee stoppen, nu moet ik mijn leven omkeren en ik ben begonnen met wandelen.” Ik zie de tekenen van 30 jaar vechten tegen anorexia in de lijnen van haar gezicht maar haar ogen, haar ogen, lieve mensen!
Die glinsteren, omrand door een blauw potloodje. Ze schitteren van levendigheid en vastberadenheid. Een onwrikbare wil om te leven.
“Het is een gevecht geweest, op een bepaald moment woog ik nog maar 28 kilo en lag op intensieve met nierfalen. Toen mijn specialist zei dat dit de laatste keer was dat ze mij konden helpen dacht ik dat ik mij moest herpakken. Er moest iets gebeuren. Het is soms nog moeilijk, als er moeilijke momenten zijn is dit het eerste waar ik naar grijp. Niet eten. Het is vermoeiend maar het gaat beter. Ik laat mij regelmatig controleren en ik ben gezond nu.” Ik luister geboeid naar haar verhaal. Wat een veerkracht!
“ Het is iets dwangmatig, lijkt mij, zo moeilijk om te stoppen. Klopt dat?”
“Ja, het lijkt wel alsof er een mannetje in mijn hoofd zegt dat ik moet sporten, dat ik alleen maar dit of dat mag eten, alleen maar als ik genoeg gesport heb mag ik eten. En het heeft niks te maken met dun willen zijn. Het is het gevoel als ik het klaar krijg om niet te eten! Het geeft mij het gevoel dat ik sterk ben, dat ik iets overwonnen heb.”
“Een soort beloning?” Ze knikt.
“Ja zo voelt het maar ik weet nu dat het niet waar is dat ik mezelf zo gewoon kapot maak. Ik vecht er nu tegen. Het wandelen helpt mij erbij. Dat was een stukje mijn genezing.
“Misschien geeft het wandelen dezelfde stoffen vrij als het niet eten.”
“Ik denk het wel want ik mis bepaalde stofjes in mijn hersenen waardoor ik anorexia gekregen heb.
 Ik weet niet hoe de stofjes heten maar dat klopt wel voor mij.”
We wandelen verder, zijn even stil.
“Sorry als ik dit zo vertel, ik wil dat niet zo op je leggen.” Zegt ze snel.
“Ik vind het niet erg! Ik hou van verhalen en ik ben een therapeute.” Lach ik.
En een schrijfster,  je bent een schrijfster, roept een stemmetje binnenin mij maar ik zeg het niet luidop. Ik ben daar nog steeds niet helemaal zeker van of ik dat wel ben.
Ik voel hoe ik snel de rol van therapeute inneem, hoe deze rol mij past maar ik wil deze rol niet op mij nemen in deze wandeling.  
“Ik wil mij niet opdringen.” Zeg ik. “Ik wil niet graven in je verleden ofzo, vind je het erg als ik vragen stel?”
“Neen, ik schaam mij er niet meer voor. Dat was lang zo maar nu niet meer. Iedereen heeft zijn gevecht, dit was de mijne.” Ik vind haar moedig en ik hou van moedige mensen. Ze gaan door de pijn heen, vallen maar staan weer op. Een beetje meer geblutst maar nog mooier dan eerst, zij bezitten hun verhaal, niet andersom.
We wandelen in stilte verder en ik deel mijn verhaal met haar als een klein geschenkje.
“Ik ben in het begin van dit jaar mijn ouders kwijt geraakt, op drie dagen van elkaar. Ik zit nog midden in het rouwproces. Rouwen is alles, alle gevoelens bij elkaar.”
Ik merk dat ze luistert, dat ze mee leeft, ze legt gauw haar arm om mij heen en we lachen naar elkaar.
“Het is vreselijk om iemand te verliezen en het leven gaat gewoon door. Ik bedoel niet dat het niet erg is maar je moet gewoon door,  wat ga je anders doen.” Zegt ze en haar ogen kijken mij meelevend aan.
“Dat klopt, als er iets is wat ik geleerd heb dit jaar is dat ik niet anders kan dan accepteren wat voor mij ligt. Dat ik alles mag voelen maar het leven gaat door.”
“Het heeft geen zin om jezelf ziek te maken van verdriet, dat zouden je ouders ook niet gewild hebben, denk ik.”
“Dat is waar, ik kan ze eren door goed te leven ook al mis ik hen elke dag. Soms vergeet ik zelfs dat ze er niet meer zijn en dan als ik er weer aan denk dan voelt het alsof iemand mij een boksslag in mijn maag geeft. Dan kan ik even niet meer ademen.”
We praten wat verder over het leven en draaien een mooie weg in, het is fijn wandelen met haar en de gesprekken gaan zonder moeite heen en weer. Ze is grappig en kijkt met een frisse blik naar het leven. Dokters zouden wandelen moeten voorschrijven en bewijzen vragen, denk ik. Ik raad het mijn cliënten altijd aan, elke dag een half uur naar buiten, de frisse lucht in.

“Wacht! Hoe laat is het?!” Ik blijf plots staan.
“Het is twintig na elf.”
“Oei, ik moet Isabelle van school halen! Ik moet nu terug.” Ik ga nooit op tijd komen, denk ik.
“Durf je alleen terug?” En ik weet dat als ik nee zeg dat ze de moeite zou doen om mee terug te wandelen maar ik voel mij moediger.
“Ja, hoor!” En ik meen het.
We wisselen telefoonnummers uit.
“Hoe heet je?” Vraag ik.
“Mijn naam is Rosita.”







maandag 8 november 2021

Verlangen

 We zitten samen op een bankje, Verlangen en ik.

"Ik vind je lastig." Zeg ik en ik weiger naar jou te kijken.
Ik voel dat je knikt. 
"Ik weet het." Zeg je.

"Ga je voor altijd blijven?" Ik hou de leuning van het bankje stevig vast. 
Je zucht.
"Ik denk het wel."
Ik heb zin om heel snel weg te rennen of misschien geef ik je wel een klap maar ik doe niks en blijf heel stil zitten.
De zon schijnt op onze gezichten en de vogels fluiten blij. 
"Goed dan" Zeg ik snel en ik draai mij om om naar jou te kijken.
Er komt een wolk voor de zon en ik zie dat je er maar heel gewoon uit ziet, minder angstaanjagend dan ik dacht.
Ik zie hun gezichten in jouw ogen flitsen en ik glimlach. Ik word blij van jou.
Zo blijven we even zitten en ik raak je gezicht aan, net als ik hun gezichten streelde in die laatste nachten. 
We lachen naar elkaar. Het geluid doet mij aan zijn zware stem denken en de cadans van hun taal.

"Het is bijna een jaar, weet je." Zeg ik en ik vraag mij af hoe het komt dat ik de dagen nog tel, de maanden nog afmeet aan hun afwezigheid, hoe ik soms kan vergeten dat ze er niet meer zijn en als het besef dan terug komt dan raakt het mij als een mokerslag. 
"Elk seizoen. Ik denk dat ik daarom blijf zodat je je kan blijven herinneren dat er ook schoonheid was, dat er niet enkel pijn is in rouw. Dat het leven anders is maar je nog steeds roept, dat je er nog bent en dat ze nog in jou leven."
Ik draai met mijn ogen. Ik vind je sentimenteel en steek mijn tong naar je uit. Je lacht. 
"Ik had ze liever hier bij mij." Zeg ik als een koppig kind dat de waarheid niet wil horen.
Je trekt je schouders op. "Het is wat het is."

Als ik opsta wandel je met mij mee en ik houd je hand vast, mijn hart doet een beetje pijn vandaag.





maandag 9 augustus 2021

Zes + maanden

Soms pluk ik stukjes tijd en hou ze in mijn hand. Ik draai ze rond en rond en als ik aan de uiteinden trek dan kan ik erin kijken. Ik duik in elk beeld dat ze vasthouden van hen. Levend, lachend, ademend, vrij.
Ik zie handen die een sigaret vasthouden, ik hoor lachende stemmen en liedjes gezongen in de auto.

Er blijft een beeld terugkomen, ik ben 8 en maak een puzzel op de vloer van ons appartement in Sledderlo. Mijn moeder kamt haar lange bruine haren die bijna tot aan haar billen komen.
"Giovà, vlecht mijn haren." Ze zet zich op een stoel en glimlacht naar mij.
Mijn vader kamt haar haren langzaam opnieuw vanop haar kruin tot aan de puntjes dan verdeelt hij haar haren in drie strengen. Hij neemt zijn tijd en legt elke streng haar over en onder de andere streng totdat zich er een mooie glanzende vlecht vormt. Ze praten, lachen en roken een sigaret. Het Italiaans vloeit over en langs mij heen. Ik zit heel stil en zie wat er gebeurt tussen deze twee tegenpolen. De ene zo rustig en ingetogen, de ander ongeduldig en explosief.
Maar vandaag lijken de rollen omgekeerd, mijn moeder babbelt honderduit terwijl mijn vader haar haren vlecht. Op haar vragen antwoordt hij met "Si coro meu" ja, mijn hart in het Sardisch gesproken. Onze blikken kruisen mekaar en hij lacht naar mij, een beetje verlegen alsof ik hem betrapt heb op zachtheid.

Het beeld vervaagt, ik sluit mijn ogen, ik leef in Droomtijd. Ik pluk nog een stukje tijd.

Ik lig in een ziekenhuisbed na een zwaar auto ongeluk, mijn moeder wandelt door de gang, haar gezicht staat ernstig maar rustig. Achter haar lopen dokters met witte jassen aan. Een jonge dokter strekt zijn hand uit en raakt mijn moeder haar vlecht, die over haar rug ligt, aan. 
Snel draait ze zich om en slaat zijn hand weg, ze kijkt woedend naar hem en voor ze zich omdraait gooit ze hem een minachtende blik toe. De jonge dokter schrikt en kijkt beschaamd, hij lijkt verbaasd dat hij dit deed. Mijn moeder stapt verder door de gang met opgeheven hoofd en in mijn ogen lijkt ze groter dan al die dokters bij elkaar. Als ze mijn kamer inloopt lichten haar ogen op. Ik zeg niets van wat ik gezien heb.

Ik ben gulzig vandaag, ik pluk nog een stukje tijd.

Opnieuw lig ik in een ziekenhuisbed en mijn vader buigt zich over mij heen om zijn eerste kleinkind te ontmoeten. Hij kust mij op mijn wang en aait mijn zoon zachtjes over zijn hoofdje. Hij spreekt een zegen uit in het Sardisch voor een lang en gelukkig leven. Er glinsteren tranen in zijn ogen.
"Grazie, Pa." 

Nog een stukje tijd.

Ik loop het huis binnen, de deur staat op een kier.
"Hey ma, hey pa." 
"Moninca!" Aapje. Ik ben 43j en nog steeds noemt hij mij aapje.
Hij glundert en wijst naar al het voedsel dat ze hebben meegenomen uit Sardinië. 
"Dat is allemaal voor papa, niemand krijgt iets." plaagt hij mij. Ik lach want ik weet dat ik straks naar huis ga met kaas, worst, brood en wijn.
"En de kinderen?" 
"Timmy komt straks, ik kom net van mijn werk, ma."
"Ik heb ze gemist, al mijn kleinkinderen!" 
"En mij, ma. Hebt ge mij ook gemist?" vraag ik haar met een brede grijns op mijn gezicht.
"Jaja, Manuela. Ik heb u ook gemist." en ze maakt een handgebaar die het tegendeel beweerd.
Maar haar ogen zeggen mij dat ze blij is om mij te zien. 
We eten, lachen en ik luister naar het nieuws en de roddels uit Sardinië. Later komen de anderen binnen en het volume gaat omhoog in dat kleine huisje waar we zo dicht langs elkaar geleefd hebben.

Ik kan niet voor altijd in Droomtijd leven, alle stukjes tijd in mijn hand krullen op en ik blaas ze weg.
De poes strijkt langs mijn benen, hij heeft honger. Samen wandelen we naar binnen. De dag is bijna om.



woensdag 30 juni 2021

Vijf maanden



 Vandaag heb ik het overtrekset dat ik van jou heb gekregen op ons bed gelegd. Je zei dat het te groot was voor jouw bed en als ik het mooi vond mocht ik het hebben. Het is inderdaad een mooi overtrekset, ma. Al die maanden lag het gewoon in de kast. Betekent dit dat ik het stilletjes accepteer dat jullie er niet meer zijn? 
Ik kan nog steeds jouw handtas, die ik zo mooi vond, niet gebruiken, ma. Al jouw spulletjes zo ordelijk gesorteerd in de juiste vakjes, ze ligt nog steeds op jouw zetel die bij ons boven staat. Naast jouw handschoenen en dekentje. Een lieve collega zei dat ik mijn tijd moest nemen, dat dat misschien nog komt en dat het normaal is, alles is normaal van wat ik doe en niet doe in deze periode. Ondertussen draait de wereld weer verder op een waanzinnig tempo.

Ik merk dat ik verander dat ik niet meer ben wie ik eerst was, dat er een ruimte is ontstaan binnenin mij waarin steeds dezelfde vraag weerklinkt. Wie ben ik zonder jullie? Ben ik nog steeds een dochter, het meisje dat jullie kenden en mee gevormd hebben? Het voelt alsof ik nu pas volwassen ben, de buffer voor mij weggevaagd, een onmetelijke ruimte strekt zich uit die niet zo makkelijk te vullen is.

Ik wandel langs de ruimte af, nog te heilig om helemaal in te vullen, ik leun er tegenaan en kijk naar de rimpels die deze gebeurtenis heeft veroorzaakt binnen onze familie en mezelf. Ik fluister dat ik nog leef,  dat ik vertrouwen mag hebben in het leven omdat de ergste ervaringen gebeuren op zaterdagen en dinsdagen. En dat ik het niet kan tegen houden. Dat ik nog steeds leef.

Anderhalf jaar corona en ik leef nog.
Jullie zijn vijf maanden dood en ik leef nog.
Een begrafenis organiseren voor 15 mensen en ik leef nog.
Wil je daar iets grappig over horen, ma? We waren met 17. Ik heb Vincent jonger gemaakt toen die rare vrouw met vettige haren kwam vragen hoe oud hij was. We wisten beiden dat ik loog maar toen ik haar in stilte uitdaagde om het uit te spreken zei ze maar niks meer. Je zou erom hebben moeten lachen, ma. 
Je hield niet van flauwe zever en aanstellerig gedrag, je was een kleine rebel en ik vind jou steeds vaker in mezelf terug. Daar ben ik blij om. Ik vul daar een stukje van de ruimte mee in.

Stilletjes vul ik de ruimte in met het idee dat het leven uit een aaneenschakeling van ervaringen bestaat en dat het bij momenten verdomd veel pijn doet. Dat ik kan en mag leven hoe ik wil. Ik voel een zekere onbevreesdheid als een zaadje dat zich ontvouwt. Onderscheidingsvermogen, wat en wie wil ik wel en niet in mijn buurt. Ook hierin herken ik jou in mij, ma.
Toen je ziek werd veranderde jij ook, je werd vrijer en minder angstig over wat anderen van jou dachten. We spraken hier zo vaak over met ons twee als we samen gingen koffie drinken. Over het leven en hoe we het wilden leven. 

"Ik vind je moedig, ma." Zei ik na de zoveelste chemo.
"Manuela, we moeten toch door, wat gaat ge doen in uw bed blijven liggen? Dat is geen optie!" Zei je met een felheid in jouw ogen waar ik stil van werd.
Het zijn die woorden die mij vooruit duwen en mij de ruimte laten innemen binnenin mij, rusten mag, rouwen mag, voorgoed blijven liggen niet. Er zijn nog veel te veel ervaringen die op mij wachten.
 
De diagnose is net opnieuw gevallen, uitzaaiingen naar de longen, we lopen samen naar de auto en in de ondergrondse van het ZOL sta ik stil. Je wandelt verder en merkt niet dadelijk dat ik verstijft stilsta, mijn hart klopt in mijn keel en mijn buik doet pijn. Als je het merkt draai je je verbaast om.
"Manue, wat is er?"
"Ma, ik ben nog niet klaar om zonder u te leven." Zeg ik. 
Je kijkt mij een ogenblik aan en haast je naar mij toe. Je pakt mijn hand vast.
"Ik ben nog niet van plan om te sterven, ge zult zien, het duurt nog lang voordat ik sterf!" Samen lopen we naar de auto. Het zou nog 6j duren voordat we jou zouden verliezen en je nam papa met je mee.

Ik mis je, ma.

 

zondag 23 mei 2021

4 maanden

 

"Het wordt niet echt beter." zegt de bakkersvrouw die haar moeder een paar jaar geleden is kwijtgeraakt en ze kijkt mij met begripvolle ogen aan. Ik knik alleen maar, ik hoor nu bij een nieuwe club van mensen die hun ouders of ouder kwijt zijn. Een club waar ik mij nooit voor heb aangemeld en waar ik geen lidkaart van wilde hebben.
Het is niet het verdriet waar ik bang voor ben, die is mij bekend, ze rolt regelmatig over mij heen en drukt mij diep de grond in en ik wacht totdat ze weer wat zachter wordt.
Het is de woede waar ik voor terugschrik, die ik wil onderdrukken, wil langs kijken. Deze boosheid die alle zachtheid wegneemt, relaties kan opblazen en enkel bitterheid achter laat. Die mij verstikt.
Het is deze boosheid die onderhandelt om nog 1 dag, 1u te hebben om te omhelzen, om te weten of zij ok zijn. Of de illusie weg te nemen. 

"Je zal berusten maar nu nog niet." zegt een tante die al veel verloren is.
Maar ik wil niet berusten, ik wil kwaad zijn en tegen muren stampen, ik wil vechten en krijsen als een kind dat haar ouders kwijt is. 
Elke dag is een stapje verder bij hen vandaan, elke dag neemt het missen toe en elke dag blijft het verlangen toenemen. 

"Ik weet niet wat ik moet zeggen." zegt een lieve vriendin en dat is ok, ik weet het ook niet. Ik heb geen antwoorden. Ze vraagt voorzichtig of het als een depressie voelt omdat ze dat kent, ze zoekt naar raakvlakken. Ik schud mijn hoofd, neen, het voelt niet als een depressie.
Ik verbaas mij erover dat ik toch nog kan lachen en blij zijn, dat rouwen alles omhelst. Dat ik een ritme ontdek dat volledig van mij is. Dat het geen wegzinken is maar bij momenten wel een grote verdwijntruc lijkt omdat ik op adem moet komen, niet aan het verdriet voorbij mag gaan omdat ze mij dan dagen later kopje onder duwt. Dat in de zetel zitten, weggekropen in een hoekje een manier is om het verdriet weg te houden, haar te verdoven met series die mijn aandacht niet kunnen vasthouden. Dat rouw beweging nodig heeft om te helen. Dat ik soms boos ben op die meisjesachtige, domme tranen dat ik soms niet begrijp waar die tranen nog vandaan bijven komen maar ze mij helen, verzachten. 

"Hoe gaat het?" vragen mensen. Lief bedoelt maar het is een vraag die mij verlamt. Mijn ouders zijn dood, hoe wil je dat het met mij gaat, wil ik roepen. Meestal trek ik mijn schouders op en kijk een beetje hulpeloos omdat ik geen antwoord heb. Niet. Het gaat niet. Of wil je vragen hoe ik mij voel? Maar voeg er dan vandaag bij. Hoe gaat het vandaag met je? want soms lukt het en soms lukt het niet. Soms kan ik ademen en soms wil ik languit op de grond gaan liggen en niet meer bewegen. 
Er is geen stappenplan, ik zet twee stappen vooruit en drie achteruit. Vandaag ben ik hier.
Misschien is rouw dit wel het meeste voor mij, hier zijn, in het nu. Op een plek waar heel mijn leven en ook hun leven bijeenkomt, hoe ik besef dat zij een deel van mij zijn, letterlijk. Dat is biologie, hoe hun cellen in mij verder leven, hoe mijn handen mijn moeder haar handen zijn, mijn ogen mijn vader zijn ogen. Hoe mijn lijf mij met hen verbind. 




maandag 22 februari 2021

Een maand.




Rouwen is hard werken, het is stilstaan en vooruit gaan.

En geen van beiden kies ik zelf.

Het is een sluier die over mij heen ligt.
Mijn Verdriet veilig houdt, mijn nieuwe metgezel, die aan mij plakt en vlekken op mijn kleren maakt. 
Mijn Verdriet is trouw. Ze wijkt niet. Wacht mij op.
Ze slaapt bij mij, doucht met mij, eet met mij uit hetzelfde bord. Vermoeit mij.

Ze is van mij, hoort bij mij. Ik wil haar voelen van mijn vingertoppen tot aan de puntjes van mijn tenen. Ik wil niet ontzien worden, wil haar niet aan anderen overgeven. Ik wil haar beleven, haar dragen als een mantel. Haar enkel onthullen op mijn voorwaarden, op mijn tijd, mijn moment.

Ze is heilig, duwt mij, vernietigt wie ik was.
Als ik in haar struikel, naar die plek ga waar enkel herinneringen en twijfels leven bedekt zij mij, houdt mij stevig vast.
Ze is van mij, ik koester haar totdat ze zachter wordt, ik haar in mijn zak kan steken als iets kostbaar, als woorden die ik zal neerschrijven, fluisteren, roepen. 

Ik heb pijn, ik heb pijn,ik heb pijn. En. Ik mis jullie, ik mis jullie, ik mis jullie.